Onderwijs

Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s.

Aanvullende bekostiging voor scholen in het middelbaar beroepsonderwijs ter versterking van de salarismix binnen de Randstadregio’s door het aandeel docenten in voltijdequivalenten in bezoldigingsschaal LC en/of LD en/of LE te verhogen en ter verlichting van de werkdruk in de Randstadregio’s door extra functies voor instructeurs en/of docenten te realiseren.

Op grond van deze regeling ontvangen bevoegde gezagsorganen van instellingen waarvan ten minste twintig procent van de deelnemers volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) woonachtig is in de Randstadregio’s aanvullende bekostiging. Conform de afspraken uit het convenant is van deze aanvullende bekostiging 75% bestemd voor het verhogen van het aandeel docenten (in voltijdequivalenten) in bezoldigingsschaal LC en/of LD en/of LE.

De resterende 25% dient te worden ingezet voor het inzetten van extra functies voor instructeurs en/of docenten. Het betreft in deze regeling middelen die structureel beschikbaar zullen blijven voor instellingen, afhankelijk van de mate waarin bevoegde gezagsorganen in 2011 en 2014 daadwerkelijk meer hogere salarisschalen hebben toegekend en meer functies hebben ingezet voor onderwijsgevenden in het primaire proces.

Artikel 2. Doelomschrijving

  1. De minister verstrekt in 2009 aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een instelling:
    • a. ter versterking van de salarismix binnen de Randstadregio’s door het aandeel docenten in voltijdequivalenten in bezoldigingsschaal LC en/of LD en/of LE te verhogen;
    • b. ter verlichting van de werkdruk in de Randstadregio’s door extra functies voor instructeurs en/of docenten te realiseren.
  2. De aanvullende bekostiging wordt verstrekt op grond van de volgende overwegingen:
    • a. Versterking van de salarismix in de Randstadregio’s maakt deel uit van de afspraken in het Convenant Leerkracht van Nederland van 10 december 2008.
    • b. In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat 75% van de aanvullende bekostiging bedoeld in artikel 4 ingezet zal worden voor de verhoging van het aandeel docenten in voltijdequivalenten in hogere bezoldigingsschalen, conform de doelomschrijving in artikel 2, eerste lid onder a. De resterende 25% van de aanvullende bekostiging bedoeld in artikel 4 zal worden ingezet voor extra functies voor instructeurs en/of docenten, conform de doelomschrijving in artikel 2, eerste lid onder b.
    • c. In het Convenant Leerkracht van Nederland is vastgelegd dat de aanvullende convenantmiddelen aan het begin van schooljaar 2012−2013 beschikbaar komen als de sector de tussendoelen in 2011 heeft bereikt, welke voortvloeien uit de prestatieafspraken voor de salarismix in het middelbaar beroepsonderwijs die voor 2014 zijn vastgelegd.
    • d. In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat in het kader van de monitoring van de convenantmiddelen per instelling jaarlijks wordt bekeken of de convenantmiddelen volledig aan de omschreven doelen zijn besteed.
    • e. Tevens is in het convenant een stabiele verhouding tussen docenten en ondersteunend personeel afgesproken.
    • f. Indien de sector in 2011 de tussendoelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder c niet heeft gerealiseerd, dan worden de aanvullende middelen voor de in het eerste lid van dit artikel genoemde doelen op instellingsniveau afgestemd op de op dat moment gerealiseerde salarismix.

Artikel 3. Eisen aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging wordt slechts verstrekt aan het bevoegd gezag van een instelling indien:

  • a. minimaal 20% van het totaal aantal deelnemers of 20% van het totaal aantal leerlingen van de instelling volgens het GBA woonachtig in de Randstadregio’s is; en
  • b. de instelling de verplichte personeelsgegevens, bedoeld in artikel 1 onder s, tijdig, volledig en rechtstreeks aan het Ministerie van OCW heeft geleverd.

Artikel 4. Bedragen

  1. Voor de instellingen die voldoen aan het vereiste in artikel 3 is in 2009 een totaalbedrag van € 15,4 miljoen voor aanvullende bekostiging beschikbaar.
  2. In afwijking van het eerste lid, is voor de vbo-groen afdelingen in AOC’s een bedrag van € 475.000 voor aanvullende bekostiging beschikbaar.
  3. De verstrekking van de aanvullende bekostiging, als bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel vindt plaats per kalenderjaar.

Artikel 5. Berekening aanvullende bekostiging

  1. De aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt over de daarvoor in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen, bedoeld in artikel 3, verdeeld naar rato van het aantal deelnemers van een in aanmerking komend bevoegd gezag dat volgens het GBA woonachtig is binnen de Randstadregio’s op het totaal aantal volgens het GBA in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen. Voor het bepalen van deze deelnemersaantallen vormt de teldatum van 1/10/2007 het uitgangspunt.
  2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt over de daarvoor in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen, bedoeld in artikel 3, verdeeld naar rato van het aantal leerlingen van een in aanmerking komend bevoegd gezag dat volgens het GBA woonachtig is binnen de Randstadregio’s op het totaal aantal volgens het GBA in de Randstadregio’s woonachtige leerlingen van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen. Voor het bepalen van deze leerlingaantallen vormt de teldatum van 1/10/2007 het uitgangspunt.
  3. Bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging voor een in aanmerking komend bevoegd gezag wordt bij de in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers onderscheid gemaakt naar voltijd- en deeltijd deelnemers, waarbij voltijddeelnemers en vbo-groen leerlingen met factor 1 en deeltijddeelnemers met factor 0,3 gewogen worden.
  4. Indien een bevoegd gezag dat voor wat betreft de deelnemers voldoet aan het gestelde in artikel 3 in totaal minder dan 5.000 deelnemers heeft, dan tellen alle bij die instelling ingeschreven deelnemers, ongeacht woonplaats, mee bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging op grond van artikel 4, eerste lid. Eventuele vbo-groen leerlingen worden bij de bepaling van de omvang niet meegerekend.
  5. De aanvullende bekostiging van een op grond van artikel 3 in aanmerking komend bevoegd gezag voor het jaar 2009 wordt berekend op grond van de volgende formule: X= A1 * (DDRi * 0,3 + VDRi * 1) / DRT +A2* (LLRi/LLRT) .
  6. De definitie van de verschillende componenten uit deze formule is als volgt:
    • a. i = een in aanmerking komend bevoegd gezag van een instelling, waarbij geldt dat als het bevoegd gezag minder dan 5000 deelnemers heeft, alle bij die instelling ingeschreven deelnemers, ongeacht woonplaats, meetellen bij de berekening van Xi;
    • b. Xi = de aanvullende bekostiging voor een individuele instelling;
    • c. A1 = het in artikel 4, eerste lid genoemde totaalbudget voor de aanvullende bekostiging van deze regeling;
    • d. A2 = het in artikel 4, tweede lid genoemde totaalbudget voor de aanvullende bekostiging van deze regeling;
    • e. DDRi= de op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige deeltijddeelnemers ingeschreven bij instelling i;
    • f. VDRi = de op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige voltijddeelnemers ingeschreven bij instelling i;
    • g. DRT= alle op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers gewogen naar deeltijdfactor van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen inclusief de buiten de Randstadregio’s woonachtige deelnemers van de in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen met minder dan 5000 ingeschreven deelnemers;
    • h. LLRi= de op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige leerlingen vbo groen ingeschreven bij instelling i;
    • i. LLRT = alle op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige leerlingen vbo groen van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen.

Artikel 6. Betaling

De betaling van de aanvullende bekostiging vindt plaats volgens het gebruikelijke betaalritme van de reguliere bekostiging.

Artikel 7. Verantwoording

  1. De aanvullende bekostiging wordt verstrekt ter dekking van de uitgaven die verbonden zijn aan de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelen. Terugvordering van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.
  2. De verantwoording van de aanvullende bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende bekostiging.

Artikel 8. Onderzoek

Er zal onderzoek worden gedaan naar het bereikte effect dan wel het bereikte resultaat van deze aanvullende bekostiging.

Artikel 9. Informatieplicht

  1. Het bevoegd gezag werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.
  2. Het bevoegd gezag doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de aanvullende bekostiging. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.