Onderwijs

Subsidie voor opvang conjuncturele effecten in het mbo

Het doel van de Tijdelijke regeling opvang conjuncturele effecten in het mbo is het verstrekken van aanvullende vergoeding aan instellingen als compensatie voor de mogelijk nadelige financiële positie waarin zij verkeren door de wijze waarop de bekostigingssystematiek voor het beroepsonderwijs, zoals neergelegd in het Uitvoeringsbesluit WEB (U-WEB), voor hen als gevolg van de economische recessie uitwerkt op de omvang en de samenstelling van deelnemersaantallen in het mbo. Daarnaast wordt aanvullende vergoeding verstrekt voor het stimuleren van deelnemers om door te leren en om gediplomeerde deelnemers die besluiten om niet door te leren en nog geen baan hebben, door te geleiden naar het UWV Werkbedrijf (mobiliteitsregistratie en het verstrekken van opleidingsadviezen aan examenkandidaten).

Maatregelen 1. Aanvullende vergoeding voor onevenredige stijging van deelnemersaantallen

De inschatting is dat een significant aantal deelnemers zonder baanperspectief ten minste een jaar langer mbo onderwijs zullen volgen. Voor de eerste 10.000 mbo deelnemers zijn (buiten deze regeling om) extra middelen ‘for better and for worse’ (geen nacalculatie) aan het exploitatiebudget van alle instellingen toegevoegd. Daarnaast worden via deze regeling individuele instellingen waar sprake is van onevenredige stijging van het aantal deelnemers gecompenseerd voor dit conjunctuureffect op basis van artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Deze bepaling is bedoeld om grote fluctuaties in de deelnemersaantallen op te kunnen vangen. Het gaat in dit geval om instellingen die als gevolg van de economische recessie met een onevenredig grote deelnemerstijging en/of een sterk veranderde samenstelling van het aantal deelnemers (bbl en bol) geconfronteerd worden. De aanvullende vergoeding wordt verstrekt aan instellingen waar het ‘gewogen aantal deelnemers’ in het studiejaar 2009/2010 met meer dan 2% stijgt ten opzichte van het ‘gewogen aantal deelnemers’ in het studiejaar 2008/2009. Indien de stijging 2% of minder is wordt geen aanvullende vergoeding verstrekt. ‘Gewogen aantal deelnemers’ houdt in dat deelnemers aan een voltijdse bol-opleiding voor 100% meetellen en dat voor de overige deelnemers een deeltijdfactor wordt toegepast.

Om in aanmerking te komen voor deze bekostiging moet een instelling vóór 16 oktober 2009 een aanvraag indienen, waarbij de instelling zelf het aantal deelnemers bol, bbl en deeltijdse bol per 1 oktober 2009 opgeeft. De instellingen ontvangen van CFI vooringevulde aanvraagformulieren waarop reeds het aantal deelnemers bol, bbl en deeltijdse bol per 1 oktober 2008 is ingevuld. Instellingen kunnen op basis van deze regeling zelf een inschatting maken of zij in aanmerking komen voor aanvullende vergoeding. De instelling ontvangt een voorschot op basis van de opgave van de instelling. De definitieve hoogte van de aanvullende vergoeding wordt bepaald als de (door de instellingsaccountants gevalideerde) telgegevens over het jaar 2009/2010 beschikbaar zijn.

2. Aanvullende vergoeding voor mobiliteitsregistratie van en het verstrekken van opleidingsadviezen aan examenkandidaten

In 2009 en 2010 worden examenkandidaten, die twijfelen tussen verder leren of werken, via het School Ex (School Exit en Extension) programma gestimuleerd verder door te leren om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De instelling stimuleert daartoe onder meer examenkandidaten om een mobiliteitsregistratieformulier in te vullen volgens het model dat is opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling. Zij krijgen een individueel opleidingsadvies van de instellingen of worden ‘warm overgedragen’ aan het UWV Werkbedrijf voor ondersteuning bij het vinden van een baan.

Voor uitvoering van het School Ex programma ontvangen de instellingen via de onderhavige regeling aanvullende vergoeding. Ook de MBO Raad heeft een rol bij het School Ex programma; onder meer draagt de MBO Raad zorg voor de verwerking van de door de deelnemers ingevulde formulieren. Tijdens het studiejaar 2009/2010 worden de eerste effecten van deze regeling geëvalueerd. In de loop van 2010 wordt besloten over de continuering van de regeling. Eventuele aanvullende vergoeding die uit 2009 resteert wordt hierbij betrokken. De aanvullende vergoeding wordt (ambtshalve) aan alle instellingen verstrekt.

Er wordt een voorschot betaald naar rato van de aantallen diploma’s per instelling, maar de definitieve hoogte van de bekostiging wordt bepaald door de prestatie van de instelling, gemeten aan de hand van het aantal ingevulde mobiliteitsregistratieformulieren van deelnemers.